Ingebruikname van het Raadhuis
De gemeenteraad vergaderde tot 1842 in verschillende herbergen, waaronder Herberg Het Roode Hert. Omdat de gemeente groeit, worden dat soort locaties te klein. Ook kunnen op die openbare plekken gevoelige onderwerpen niet goed besproken worden.
De gemeente stelt in 1839 12.000 gulden (ruim € 5.400,-) beschikbaar voor de bouw van een raadhuis. Later wordt dat bedrag nog eens met 8.000 gulden (€ ruim 3.600,-) verhoogd. Dit nieuwe raadhuis moet een centrale plek midden in het dorp krijgen en verrijst op de plek van de Oude Mariakerk die in 1842 is gesloopt.
Voor het ontwerp van het nieuwe raadhuis wordt een ontwerpwedstrijd uitgezet, die gewonnen wordt door gemeente-opzichter Albert Liese. Alhoewel hij de gewonnen geldprijs niet krijgt, wordt hij wel de bouwopzichter genoemd. Het raadhuis wordt op 9 februari 1843 in gebruik genomen.
Op het Raadhuisplein, het plein vóór het gebouw, wordt de markt gehouden. Ook staat daar de eerste gaslantaarn, die in 1863 voor het eerst wordt aangestoken.
Omdat het aantal inwoners groeit, wordt het raadhuis al snel te klein. Naar een ontwerp van architect Gerrit de Zeeuw wordt het raadhuis in 1898 ingrijpend verbouwd en onder andere uitgebreid met een bovenverdieping. Ook de Apeldoornse markt wordt te groot voor het plein en verhuist naar het nieuwe Marktplein, het plein áchter het raadhuis.
Op het Raadhuisplein wordt in 1913, ter herinnering aan het 100-jarig jubileum van het Koninkrijk der Nederlanden, het borstbeeld van koning Willem I onthuld, dat daar nog steeds te bewonderen is.
Tijdens een brand op 19 mei 1943 gaat de bovenverdieping van het raadhuis verloren en deze wordt pas in 1977 gerestaureerd.
Op het Marktplein wordt aan het begin van de jaren negentig een nieuw en groot stadhuis gebouwd en krijgt het raadhuis een andere functie. Wel doet deze locatie nog steeds dienst als trouwlocatie.