Inmiddels werk ik ruim twintig jaar in het Apeldoornse erfgoed, eerst als conservator en tegenwoordig als archivaris. Het is belangrijk dat we de geschiedenis van Apeldoorn in archivalia, objecten en verhalen goed opslaan en bewaren in CODA. Maar als niemand weet dat het er is, waarvoor doen we dat dan? We moeten al die geschiedenis en dat erfgoed dus ook tonen en er over vertellen, zowel off- als online. We moeten het uitdragen, ook letterlijk, want historische verhalen komen het beste tot hun recht op de plek waar ze ooit zijn ontstaan, waar ze zich afgespeeld hebben. En er zijn zoveel plekken met geschiedenis in Apeldoorn…
Dit zijn mijn favorieten.
Het Apeldoornsche Bosch: Te veel mensen kennen nog steeds de geschiedenis van Het Apeldoornsche Bosch niet. Er is met de ontruiming in de nacht van 21 op 22 januari 1943 in één klap niet alleen een eind gemaakt aan het leven van bijna 1200 mensen, maar ook aan een heel bijzondere instelling. Het Apeldoornsche Bosch was Joods, vooruitstrevend en grotendeels zelfvoorzienend. Tegelijk was het ook nauw verbonden met Apeldoorn. Eigenlijk is er in die rampnacht een heel dorp gedeporteerd. Als ik het Herinneringscentrum bezoek of over het terrein van ’s Heeren Loo loop, ben ik me altijd bewust van die éne nacht in 1943, maar zie ik toch ook vooral die bloeiende instelling van toen voor me.
Centraal Beheer: Soms ontvangen we in CODA Archief studenten uit het buitenland; uit Duitsland, Frankrijk, Spanje en zelfs uit Japan. Die studenten komen bijna altijd voor de bouwtekeningen van Centraal Beheer, het door Herman Hertzberger ontworpen hoofdkantoor dat ik al jaren zie verkommeren langs het spoor. Maar gelukkig is Apeldoorn inmiddels van architectonische en historische waarde van ‘CB’ doordrongen. Ik ben heel benieuwd naar de toekomst van het gebouw…
Julianatoren: Vraag het me niet, maar ik heb iets met de vroege geschiedenis van het toerisme en daarvan zijn in de buurt van Apeldoorn hele mooie voorbeelden te vinden. Ons bekendste en mooiste stukje toeristisch erfgoed is denk ik wel de Julianatoren. In de begindagen bestond die uit alleen een uitkijktoren, een dwaaltuin, een sprookjesgrot en een ‘uitspanning’, zoals dat toen heette. Wat een prachtige attractie moet dat geweest zijn! Ik stel me voor hoe Apeldoorners op zonnige dagen vanaf de Naald het fietsritje bergop maakten en zich daar beloonden met een heerlijk flesje Cheerio of Persico limonade (ook uit Apeldoorn). Door alle drukte eromheen moeilijk te zien, maar het is ook gewoon een hele mooie uitkijktoren die architect Andries van Driesum daar in 1910 heeft neergezet.
De slakkenhoop in het Orderbos en de schoorsteen van de Nettenfabriek: Wanneer ik mij de Veluwe 1000 jaar geleden voorstel, zie ik tientallen rookpluimpjes boven de bossen uit kringelen. Aan de voet van elk van die rookpluimen was een uit klei opgetrokken oventje; een soort kleine schoorsteen waarin klapperstenen werden versmolten tot ruw ijzer. Dat ijzer vinden we niet meer terug. Logisch, want het was goud waard en werd verwerkt en verhandeld tot ver over onze huidige landsgrenzen. Maar het afvalproduct in de vorm van gestolde klappersteenresten is bewaard gebleven, op een grote hoop in het Orderbos. Een heel andere schoorsteen en waarschijnlijk de laatste fabrieksschoorsteen die in Apeldoorn is gebouwd, is die van de voormalige Nettenfabriek bij het station. Tussen pakweg 1850 en 1950 werd de Apeldoornse skyline gedomineerd door enkele kerktorens en heel veel schoorstenen van grote en kleine fabrieken. Na 1950 veranderde dat en werd Apeldoorn een stad van kantoren; ‘de tweede schrijftafel van Nederland’. De resterende schoorstenen zijn tegenwoordig op één hand te tellen.