Nederzetting Hoog Buurlo
Vanaf het jaar 814 komt Hoog Buurlo in de geschriften voor; een stuk landschap met akkers, weiden, eikenhakhout en beukenbos dat sinds de middeleeuwen vrijwel ongewijzigd is gebleven. Overdag lopen er schapen op de heide, die 's avonds weer teruggeleid worden naar de schaapskooien. De mest uit die kooien wordt met heideplaggen vermengd en op de akkers uitgestrooid.
Om Hoog Buurlo heen ligt een wildwal met een lengte van 1.950 meter die het bouwland in die tijd tegen wild moet beschermen. De begroeiing op deze wal bestaat vooral uit eikenhakhout. Er zijn op de Veluwe niet veel plekken waar de geschiedenis zo goed en gaaf te zien is als hier.
Hoog Buurlo is rond 1200 eigendom van het kapittel van Sint Marie te Utrecht en komt vanaf 1701 in bezit van koning-stadhouder Willem III, die het toevoegt aan zijn jachtgebied van Het Loo. Baron Van Verschuer koopt Hoog Buurlo in 1849 en hij heeft waarschijnlijk de beukenlanen en de schapendrift aan laten leggen. Het gebied is sinds 1949 eigendom van Staatsbosbeheer.
Volgens een legende ligt in Hoog Buurlo een aantal Kozakken begraven. De Kozakken, die in 1813 hebben meegeholpen de Fransen te verjagen, zijn desondanks niet geliefd omdat ze vaak uit zijn op jonge meisjes, jenever, geld en kostbaarheden. Het verhaal gaat dat op zekere dag een stel dronken Kozakken naar Hoog Buurlo komt waar ze geld en jenever eisen. Ze zoeken overal en dreigen bovendien om alles in brand te steken. Een jongen gaat in Ugchelen hulp halen en bewapend met bijlen, knuppels en hooivorken trekt een groep mannen vanuit Ugchelen naar Hoog Buurlo. Eenmaal daar aangekomen, zien ze dat de Kozakken dronken in slaap zijn gevallen. Het legertje mannen slaat ze vervolgens dood en begraaft hun lichamen bij de tweede schaapskooi.