Voormalige bunker van Seyss-Inquart open voor publiek
Een groep voormalige verzetsmannen richt in 1948 in een bunker aan de Loolaan een expositie in over de Tweede Wereldoorlog. Met dit initiatief willen ze geld inzamelen voor de ‘Stichting 40-45’ die zich onder meer inzet voor financiële hulp aan weduwen van gesneuvelde verzetsmannen. De initiatiefnemers hebben waarschijnlijk gerekend op een bescheiden opkomst, maar de toeloop overtreft al hun verwachtingen: vanuit het hele land komen duizenden mensen naar Apeldoorn om een blik in de bunker te werpen.
Het is dan ook niet zomaar een bunker, maar de schuilkelder van Arthur Seyss-Inquart. Vanaf 1940 tot aan de bevrijding in 1945 is hij rijkscommissaris van Nederland en daarmee hét gezicht van de Duitse bezetting. Seyss-Inquart heeft de bunker in 1943 laten bouwen. In dat jaar verplaatst de bezettingsoverheid de belangrijkste departementen van de rijksoverheid van Den Haag naar het oosten van Nederland. Enkele diensten worden in Deventer en Arnhem gevestigd, maar de meeste strijken neer in Apeldoorn. Seyss-Inquart gaat met zijn vrouw en dochter op het Spelderholt in Beekbergen wonen en hij betrekt een villa aan de Loolaan 554 als kantoor. De bunker die hij daar laat bouwen, wordt ingericht als commandocentrum waar hij kan schuilen wanneer het luchtalarm afgaat.
Na de bevrijding staat deze kelder een tijdlang leeg, tot het initiatief van de verzetsmannen. Zij vragen twee plaatselijke tekendocenten om de witte muren te voorzien van spottekeningen. Blijkbaar hebben veel Nederlanders in 1948 de oorlog ver genoeg achter zich gelaten om te kunnen lachen om 'zes-en-een-kwart' en zijn handlangers.
De daaropvolgende zomers wordt de succesvolle openstelling herhaald, tot halverwege de jaren vijftig. Vanaf dat moment eisen de wederopbouw en groei van de welvaartsmaatschappij alle aandacht op en neemt de belangstelling voor de oorlogsjaren dermate af, dat het inrichten van een tentoonstelling in de bunker niet meer loont.