Herbebossing van de Veluwe
De Veluwe staat bekend om de eindeloze bossen. Maar was dat altijd al zo? Het antwoord is nee. Als je kaarten bekijkt van het eind van de 19e eeuw, bijvoorbeeld op www.topotijdreis.nl, dan zie je maar hier en daar een pluk bos. Tot circa 1900 was de Veluwe vooral 'Een wilt en bijster landt' met veel zand en heide.
Er was ooit wel bos, maar dit werd goeddeels gekapt. Vervolgens werd de heide afgeplagd om - samen met schapenmest - te gebruiken voor bemesting van de akkers. Dit veroorzaakte zandverstuivingen en die uiteindelijk een gevaar werden voor de omgeving. Met de oprichting van Staatsbosbeheer in 1899 werd er veel bos aangeplant. Ook Prins Hendrik deed een stevige duit in het zakje door bossen aan te planten. Het aanplanten van bos was min of meer een hobby van de prins. Er was in die tijd grote vraag naar hout, bijvoorbeeld voor de mijnbouw. Zo was het landgoed Berg en Bos begin vorige eeuw voor een groot deel gevuld met productiebossen van houthandelaar J.C. Wils.
Opvallend is het doorsnijden van de nieuwe bossen door paden die op een afstand van 100 meter van elkaar lagen. Dat was bewust omdat paarden niet verder dan 50 meter met een boomstam mochten slepen. Omdat de bossen nu vaak niet meer primair voor de houtproductie zijn bedoeld maar een grotere recreatie- en natuurfunctie hebben, worden veel van die paden weer ingeplant. Zo ontstaan grotere percelen en heeft het wild meer rust.